Bemoediging 17 april Bemoediging 17 april
“Mei”

Rond 1880 schreef Herman Gorter het gedicht “Mei”. Aan dat gedicht moest ik denken, toen ik vanavond even buiten liep.
Hoewel het nog april is, kan gerust gezegd worden dat bij deze nieuwe lente een nieuw geluid te horen is. Het geluid van de stilte. Stilte in de straten, stilte in de huizen. Stilte in de maatschappij. En in die stilte wachten we. Vol zorg, vol verwachting of – misschien – vol vertrouwen?

Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
in een oud stadje, langs de watergracht -
In huis was 't donker, maar de stille straat
vergaarde schemer, aan de lucht blonk laat
nog licht, er viel een gouden blanke schijn
over de gevels in mijn raamkozijn.
Dan blies een jongen als een orgelpijp,
De klanken schudden in de lucht zo rijp
als jonge kersen, wen een lentewind
in 't bosje opgaat en zijn reis begint.
Hij dwaald' over de bruggen, op den wal
van 't water, langzaam gaande, overal
als 'n jonge vogel fluitend, onbewust
van eigen blijheid om de avondrust.
En menig moe man, die zijn avondmaal
nam, luisterde, als naar een oud verhaal,
Glimlachend, en een hand die 't venster sloot,
talmde een poze wijl de jongen floot.

We zouden misschien die jongen willen zijn. Zorgeloos fluitend in die stille straat in de schemer na een zonnige lentedag. Maar we zijn niet zorgeloos. Integendeel. Velen zijn vol zorg om wat er gaande is op dit moment. Hoe gaat dat nog worden?
En toch mogen we, in plaats van vol zorg, mensen zijn vol van vertrouwen.
Vertrouwen waarop? Op een snelle terugkeer naar hoe het was vóór ‘corona’? Dat gaat niet zo snel gebeuren. Vertrouwen dat we niet ziek worden? Dat weten we niet. Vertrouwen dat het allemaal wel goed komt? Ook dat is nog allerminst zeker.
Hoe kunnen we dan mensen zijn vol vertrouwen?
We hebben nog geen week geleden Pasen gevierd. Als een geschenk wat ons is gegeven. De boodschap dat het leven wat we van God hebben gekregen, sterker is dan de dood. Het licht, wat God verspreidt, het donker zal verjagen, het goede wat God ons geeft uiteindelijk het kwaad verslaat.

“Mei” is een prachtig en lang, heel lang, gedicht. En we mogen zijn als die jongen die al fluitend door de stad loopt, blij en onbekommerd. We mogen zo leven in vertrouwen op onze God. Tot zegen van de ander die ons – misschien – hoort fluiten, zingen. Tot zegen van de ander voor wie we – misschien – een kaartje schrijven, die we even bellen, voor wie we bidden.

G.M.


 
terug