Bemoediging 18 mei
Bemoediging 18 mei
Ik droomde van een wonder in één of ander land waar alle mensen liepen, tezamen hand in hand. Zij zongen en ze lachten, zij dansten in de wind. Ja, iedereen was vrolijk en speelde als een kind. Ik zag geen zieke mensen, die waren er niet meer. En kleine kind’ren zongen een liedje voor de Heer. Was er soms iemand eenzaam. Wij zeiden: Kom erbij. Want liefde voor de ander, maakt alle mensen blij. Geen mens had er nog honger en niemand had verdriet. Wel duizend vogels zongen. En pijn? Die was er niet. Ik kan soms heimwee hebben naar de tijd dat we ons ‘gewone’ leven leefden. En dan bedoel ik niet een reis naar het buitenland, fantastische stampende feesten, met z’n allen de eerste vertoning van een lang verwachte film. Nee, ik bedoel de gewone kleine dingen die we deden. Het aanraken, even een knuffel, een hartelijke handdruk, een aai over een kinderkoppie. En ik kan soms zo verlangen naar heel en naar eindelijk niet meer dat uitzichtloze lijden van zovelen in deze wereld. Lijden, vol van honger, angst, verdriet en pijn. Het gedichtje hierboven is een deel uit een langer gedicht van Elly van Breugel. Maar ze eindigt met dit coupletje: Het was een vreemde wereld. Weet jij het land misschien? Of heb ik in mijn dromen de Vrede zelf gezien? De vrede, de hemel, de nieuwe aarde… En dan weet ik: het zàl komen. Het zàl heel worden. Gaaf. Zonder dat er zoveel stuk is of stuk gaat. (Openbaring 21) G.M. | ||
terug | ||