Bericht van de Werkgroep Kerk en Klimaat Bericht van de Werkgroep Kerk en Klimaat
Gemeente van Jezus Christus,                                                                       (Psalm 104)
 
Dat er met het milieu iets goed mis is, wordt over het algemeen niet betwijfeld. Over de ernst ervan is wél verschil van mening. En over eventuele oplossingen of ingrepen wordt ook heel verschillend gedacht. Velen zeggen dat we moeten overstappen op elektrisch: elektrisch koken, elektrisch verwarmen, elektrisch rijden… Maar elke keer als we problemen alléén maar met technische middelen willen bestrijden, betalen we daar een prijs voor – landbouwgrond verdwijnt omdat we er zonneparken van maken; vervuilende mijnbouw is nodig om lithium te delven voor onze accu’s, waarbij waarschijnlijk ook kinderarbeid aan de orde van de dag is... Dé oplossing voor veel van onze problemen is waarschijnlijk dat wij zélf moeten veranderen
            Laten we eerst eens kijken naar wat de Bijbel te zeggen heeft over het milieu en de natuur. Met een Bijbelse term hebben we het dan over de schepping – over alles wat God heeft gemaakt en waar Hij voor zorgt. ‘Schepping’ is dus de Bijbelse uitdrukking voor
‘natuur’ en ‘milieu’.
 
Psalm 104 is een lied waarin zowel de Schepper als zijn schepping worden bezongen. De dichter sluit daarin aan bij Genesis 1, waar de schepping van alle dingen door God wordt beschreven. Tijd en ruimte, de hemel en de aarde, de zeeën en het land, de planten en de dieren: alles begint bij God. God spreekt… en het is er! God spreekt levengevende, scheppende woorden. En na elke dag volgt het woord tov. Wat God die dag heeft gemaakt is ‘tov’, is ‘goed’. Vanuit iets dat woest en leeg is, formeert God een leefbare wereld, waarin alles en iedereen de juiste plaats krijgt en in verbinding staat met alles en iedereen… En alles wat leeft, ademt van Gods Geest…
Alles is wonderlijk en goed in Gods ogen, alles is tof. Maar bij de schepping van de mens staat er een woordje extra: de mens is zéér tof. Hoe bijzonder zijn wij wel niet: God heeft ons ‘bijna goddelijk’ gemaakt (Ps. 8). Dat is dus heel erg indrukwekkend!
Zoals God eerst de dieren heeft gezegend (1:22), zegent Hij de mensen. Zij moeten vruchtbaar zijn en talrijk worden. God legt zijn scheppingswerk in onze handen om het tot ontwikkeling te brengen: we moeten de aarde bewerken én bewaren; ontwikkelen én beschermen… Zoals de hemellichamen gemaakt zijn om te heersen over de dag en de nacht, zo zijn wij gemaakt om te heersen over de aarde…
 
We kunnen zondermeer aannemen dat God zijn eigen schepping prachtig vond! Elke keer als Hij ernaar keek was Hij er blij mee – het was goed en zéér goed… God was zo blij met alles wat Hij gemaakt had en in het leven had geroepen, dat Hij er een speciale dag voor instelde om er – sámen met ons mensen – van te genieten: de 7e dag – speciaal door de Heer ingesteld om sámen met Hem te genieten van alles wat Hij gemaakt en gegeven heeft.
            Terwijl de mens de aarde dus moet bewerken en bewaren, is de eerste dag dat de mens op aarde is niet een werkdag, maar een rustdag! En dat niet als dag om alleen maar met de armen over elkaar te zitten niksen. Nee, een dag om actief te genieten. ‘Genieten met God!’  Ook dáárom is de mens ‘zeer goed’, omdat wij de enige schepselen zijn die kunnen delen in het plezier dat God heeft over wat Hij maakte. Want God rust niet op de zevende dag omdat Hij moe is, maar omdat Hij klaar is met scheppen. De schepping is afgerond, precies zoals Hij bedoeld heeft, klaar om het aan de mens toe te vertrouwen om een goede verzorger en heerser te zijn. God vertrouwt de schepping aan ons toe om er goed voor te zorgen en om alles verder te ontwikkelen.
 
Vs. 31 van Psalm 104 zegt: ‘De luister van de Heer moge eeuwig duren, laat de Heer zich verheugen in zijn werken’. Waarom is God zo blij met de schepping en wil Hij er – zeker op de rustdag – samen met ons van genieten? Omdat die schepping Gods grootheid, zijn heerlijkheid en majesteit weerspiegelt. In de schepping zie je Gods grootheid en glorie (1). Het is de uitbundigheid van God – de grootheid en glorie van de Vader én de Zoon die – samen met de Geest – alles hebben gemaakt en daarmee hun majesteit etaleren.
 
Een tweede belangrijke reden waarom God blij is met de schepping, is omdat de schepping Hem looft (2) (o.a. Ps. 148). Zon, maan en sterren loven God door te laten zien hoe mooi en groot God is. Op de bodem van de oceaan zijn prachtige edelstenen die bijna nooit door iemand worden gezien. In de verste woestijnen bloeien bloemen met geweldig kleuren en geuren die vrijwel nooit door mensen worden geroken – maar wél door God!
            God genoot al van het meest indrukwekkende en ontzagwekkende dier dat de Bijbel noemt – de Leviathan – voordat mensen wisten dat dit dier bestond. Als je Job leest, is de Leviathan een boosaardig en gevaarlijk zeemonster. Voor God is er niets gevaarlijks aan. Hij heeft de Leviathan gemaakt ‘om ermee te spelen’! Gewoon om ermee te stoeien, om het samen leuk te hebben… (26). Wij zijn dat ‘spelen’ veel te veel verleerd… Gewoon tijd doorbrengen in de schepping, alleen, samen met anderen, in elk geval samen met God genieten van wat Hij gemaakt heeft; zijn grootheid bewonderen, loven, eren, prijzen…  Bovendien is de Bijbel er heel duidelijk over dat als je wijs wilt worden, je de schepping moet bestuderen! Daarin ligt veel wijsheid opgeborgen… 
 
En dan ben je bij een derde reden waarom God blij is met de schepping: de schepping openbaart namelijk zijn onvergelijkbare grote wijsheid (3). Vs. 24: ‘Hoe talrijk zijn uw werken, Heer. Alles hebt u met wijsheid gemaakt’. De wereld is gewoon een meesterwerk van wijsheid en orde, want als God schept, trekt Hij grenzen (9) en brengt Hij structuren aan: Hij begrenst ons kunnen – we zijn namelijk niet goddelijk. Maar in ons lichaam brengt Hij structuur aan: ons lichaam zit héél wonderlijk wijs in elkaar en elke keer ontdekken we nog weer iets nieuws over de werking ervan.
            De wereld is vol van Gods wijsheid. Neem de diatomeeën of kiezelwieren – nog nooit van gehoord! Ze zijn microscopisch klein, voor het menselijk oog niet zichtbaar. Toch zijn er al 15.000 soorten van bekend. In een theelepel zeewater kunnen er een miljoen van die onzichtbare plantjes zitten. En wat doen ze – terwijl ze God vermaken met hun microscopische schoonheid? Ze maken tonnen en tonnen zuurstof, zodat de dieren in het water kunnen ademen… ‘Hoe talrijk zijn uw werken, Heer. Alles hebt U met wijsheid gemaakt.’
 
Kennen wij die verwondering nog? Als we de natuur wat meer zouden zien vanuit Gods grootheid en glorie én de wijsheid zouden ontdekken waarmee Hij alles heeft gemaakt, dan zouden we met die schepping ook heel anders omgaan.
            Bidden wij bijvoorbeeld nog wel eens zoals Psalm 104 bidt? Dan bedoel ik niet per se die woorden, de poëzie, maar dat je gebed een verwondering is over hoe mooi God alles heeft gemaakt… Zien wij wel wat de Psalmist ziet? Verwonderen we ons over iets dat God heeft gemaakt en zegen je God daarvoor?
            Volgens mij gaat dat bij kleine kinderen veel gemakkelijker. Voor hen is álles interessant en het waard om te bewaren – die steen, die schelpen, dat bloempje. Elk dier is hun aandacht waard: konijntjes, reeën, schildpadden, goudvissen… Kinderogen zien vaak dingen die wij inmiddels al lang vergeten zijn op te merken.
 
En dat terwijl wij zo’n bijzondere positie hebben gekregen! Geen enkel ander schepsel kan wat wij kunnen. Wat wij in acht, tien of twaalf uur kunnen doen met ons verstand, met hart en handen zegt net zoveel of meer over God als een zonsondergang of een onweersbui.
            Wij mogen met de schepping aan de slag. De natuur die God gemaakt heeft vraagt om cultuur van onze kant. God bevloeit de aarde, die daardoor verzadigd wordt en vruchtbaar (13). Gewassen die de mens moet verbouwen, laat God groeien (14). God laat geen gewassen groeien als wij ze niet verbouwen. Er is in de schepping sprake van een ‘samenwerken’. Wij zijn aan het werk, en tegelijk zijn we van Gods zegen afhankelijk. Want zélf kunnen wij niets laten groeien – zo afhankelijk zijn we. En dat lijkt iets lastigs: niemand wil graag afhankelijk zijn. Maar van God afhankelijk zijn is iets moois, iets dat God ook zo gewild heeft. Wij werken, Hij geeft. Aan Gods zegen is het allemaal gelegen… Ik hoop dat het ons ook aanhankelijk maakt. Dat wij bij die zorgende Schepper willen horen, door Hem gezegend willen worden.
 
Zo zal de méns brood winnen uit de aarde en wijn die het mensenhart verheugt (14c-15a). God geeft geen brood. Hij geeft geen wijn. Hij geeft groei aan de tarwe, groei aan de druiven… Wij bewerken de tarwe en bakken het brood… Wij persen de druiven en doen de opbrengst in vaten… Beide zijn producten van menselijke creativiteit en inspanning – producten van cultuur dus. Brood om sterk van te worden en wijn om blij van te worden…
Producten die wij maken in afhankelijkheid van de Heer die de groei geeft – zo samen met God bezig om opnieuw samen met Hem te genieten van deze producten. 
            Bij het heilig avondmaal geeft Jezus ons geen koren en druiven, maar brood en wijn. Want het werk is al gedaan: Jezus heeft alles volbracht – daar hoeven en kunnen wij niets aan toevoegen. We mogen het brood nuttigen om ons hart sterker te maken en wijn om ons blij te maken.
 
Ons probleem is dat we ons – in plaats van op de Schépper – vooral zijn gaan richten op de schepping zélf. Wat kan de schepping ons brengen, wat kan zij opleveren; hoe kan de schepping in onze dienst staan, zodat wij er beter van worden? Wat kunnen we eruit halen – graag zoveel mogelijk, zodat ons rendement het hoogst is en onze winst maximaal…             Dat is precies wat er ten grondslag ligt aan de aantasting van de schepping, aan de milieuproblematiek van vandaag – dat we niet Gód centraal stellen, maar onszélf. Wat heeft de schepping ons te bieden? Wat kunnen we eruit halen? Dat is zogenaamd ‘instrumenteel’ gebruik. Dat de schepping niet in zichzelf al waardevol is, maar pas als zij nuttig is voor ons. Dat is wel een dingetje hoor… Wat heb ík eraan…? Dat is een egoïstische en individualistische houding: de schepping als instrument voor mijn welzijn, welvaart, rijkdom…
We kunnen de schepping zó gebruiken dat het misbruik wordt. Dat we de schepping uitputten door zoveel mogelijk delf- en grondstoffen te gebruiken en dat in zo’n rap tempo dat de aarde het niet aankan. Ons welvaartsniveau is zó hoog dat we de aarde uitputten en kapot maken…
En de techniek – die óók is ontwikkeld vanuit de schepping – moet ons dan maar verlossen als er problemen zijn. Voordat je het weet vertrouwen we erop dat we met techniek onze problemen wel kunnen oplossen – tot en met de zorgrobot die de verpleegkundige kan vervangen bij gebrek aan arbeidskrachten… Teveel stikstof? Kijken of een nieuw soort vloer in de stal uitkomst kan geven… Gevoel van onveiligheid? Laten we extra camera’s plaatsen en alles en iedereen, altijd met digitale data vastleggen… Zelfs Israël lijkt erop vertrouwd te hebben dat de techniek hen zou beveiligen: dat bewegingsmelders, camera’s en online traceringen voldoende zouden zijn om het land veilig te houden… Waarop stellen we ons vertrouwen? We willen het liefst op dezelfde grote voet verder: niet minder energie proberen te gaan gebruiken, maar landbouwgrond volbouwen met zonnepanelen, windmolenparken op zee en land… Consuminderen komt bij ons niet op…
 
Zoveel van onze technologische levens van vandaag dragen de illusie van controle – de app die je hartslag, hartritme, bloeddruk, insulinebehoefte en temperatuur bijhoudt en je adviseert meer stappen te zetten…; de app die je de weg wijst en daarbij let op werkzaamheden, files, wegafsluitingen… De app die je zegt wat er precies in Israël gebeurt, terwijl je ondertussen met bevooroordeeld nieuws gebombardeerd wordt… Wij lijken alles onder controle te hebben – maar dat is slechts schijn… Wij hebben geen controle en de wereld draait niet om ons!
En waar we dát ineens ontdekken, wordt angst ons deel… Want je bent God vergeten! Als je hele dag op je telefoon kijkt, zie je Hem niet meer, zie je de glorie en wijsheid van zijn schepping niet meer… En dat is precies wat de duivel wil: geen aandacht voor God, geen aandacht voor Gods werk, geen aandacht voor Gods zorg en liefde...
 
Er zit trouwens een merkwaardig slot aan deze Psalm: ‘Voor de Heer wil ik zingen zolang ik leef, een lied voor mijn God zolang ik besta. Moge mijn lofzang de Heer behagen, zoals ik mijn vreugde vind in Hem.’ En dan: ‘Zondaars zullen van de aardbodem verdwijnen, onrechtvaardigen zullen niet meer bestaan. Prijs de Heer mijn ziel. Halleluja!’             Nogal een merkwaardig slot aan het einde van zo’n mooie Psalm. Somber en donker klinkt het: ‘Zondaars zullen van de aardbodem verdwijnen’. En daarop volgt ook nog eens:
‘Prijs de Heer, mijn ziel. Halleluja!’
            Sommigen zeggen: dit is nou zo’n typisch voorbeeld van egoïsme: als het mij maar goed gaat en ik er maar kom, dan kan de rest mij niets schelen. Een ander zegt: typisch het Oude Testament. Sinds Jezus is alles gelukkig anders geworden. In onze tijd zou deze Psalm zónder dit laatste vers gelezen moeten worden. En nog weer anderen weten het nóg beter: dit slotvers hoort oorspronkelijk niet bij deze Psalm, maar is later toegevoegd…
            Alle drie de gedachten zijn te makkelijk! Juist in dit laatste vers zit een diepte van geestelijk leven en geloofsleven dat we moeten zien te peilen.
 
Kijk, op aarde lijkt het soms dat we zonder God ook wel kunnen leven. En sommigen willen dat uitproberen. Maar de inbeelding dat je ook zónder Hem kunt, zal vroeg of laat blijken fake te zijn, dan wordt alle schijn ontmaskerd. 
            Psalm 104 kent geen vrijblijvendheid ten aanzien van het eren van God. ‘Halleluja’ is maar niet een roep voor een bepaalde groep christenen: de halleluja-roepers… Als je geen
‘halleluja’ kent, moet je goed opletten of je niet bij de goddelozen hoort.
 
Want terwijl je in de natuur Gods voetstappen, zijn handelen en zijn bedoeling met de aarde kunt ontdekken, is er onder mensen nog veel weerstand tegen de Schepper. Toch is de bestemming van ons leven niet rijkdom, zelfzuchtige vervulling van onze wensen, maar we zijn op aarde tot eer van God! Helaas komen wij niet vanzelf tot de lofprijzing van God. We moeten ertoe gebracht worden. We moeten het leren, ertoe bekeerd worden. En Jezus Christus is daarbij ons voorbeeld. Zijn leven op aarde wás een eren van zijn Vader. Daarom werd bij zijn geboorte al gezongen: ‘Eer zij God in de hoge’.
 
Vs. 30 zegt dat de Heer de aarde een nieuw gelaat geeft. God vernieuwt – dat doet Hij in de wisseling van de seizoenen, in het ontwaken van de lente, in alles wat groeit en bloeit. God schept en herschept… Hij maakt ook alle dingen nieuw. Vernieuwde natuur, vernieuwde mensen… Het gelaat/gezicht van de aarde wordt al vernieuwd als wij goed voor de aarde zorgen, want de aarde heeft zorgende handen nodig. Die handen heeft de Heer ons gegeven. Laten we die uit de mouwen steken, net zolang totdat Hij heel zijn schepping compleet nieuw zal maken.
 
Amen.
 
De hele liturgie van deze dienst :

Orde van dienst                                                      Ommen 04-02-2024 v.m.


                            Thema – SCHEPPING EN MILIEU


Lied voor de dienst (als dat niet gebruikelijk is, komt dit lied te vervallen):
Gez. 21 : 1, 4, 6 en 7         (Alles wat / Hij is ’t / Vreemdeling / Roemt dan)

Welkom en mededelingen

Ps. 24 : 1, 2 en 4            (De aarde / Wie is / Gij poorten)

Stil gebed
Votum en groet

Ps. 139 : 8                   (Ik loof U)

Aanvangstekst

NLB 978 : 1, 2 en 3           (Aan U behoort / Gij roept / Gij hebt)

Leefregel

NLB 978 : 4                   (Laat dan)

Gebed

ELB 426 : 1, 3 en 4           (DUV de wond’ren / DUV het zonlicht / DUV het wonder)

Kindermoment
Wegzendlied

Schriftlezing:                Psalm 104

Ps. 104 : 1, 5 en 7           (Mijn ziel / Daar nestlen / O Heer)

Verkondiging                  Schepping en milieu

ELB 374                       (O Heer / Als ik bedenk / Als Christus komt)

Dankgebed en voorbeden

Collecte

ELB 357: 1, 2 en 5            (Vreugde / In de harmonie / Wil ons)

Zegen

 
terug