Kerstverhaal van Hendrik ( in het Nederlands..)
Kerstverhaal van Hendrik ( in het Nederlands..)
Ik kijk uit het raam en zie dat uit de loodgrijze lucht nog steeds sneeuwvlokken dwarrelen. Ik zuig het beeld in me op: De straat is vol leven. De lantarenpalen zijn nog net niet aangesprongen en het lijkt wel of de sneeuw alle kinderen voor het donker nog de straat op jaagt. Mensen haasten zich naar de winkels voor de laatste boodschappen voor hun luxe kerstdiners. Zij lijken het veel te druk te hebben om de sneeuw op te merken. ‘Ja, meisje’, bevestig ik, ‘opa houdt heel veel van sneeuw en vooral met Kerst. Dan moet ik altijd denken aan mijn allereerste, witte Kerst…in 1944’ ‘Hendrik, Hendrik !’ De stem van mijn jongere zusje maakt me wakker. Geërgerd trek ik de warme dekens over mijn oren, totdat het tot me doordringt hoe opgewekt ze klinkt. Ik weet het al weer, het is Kerst. Maar Geertje roept heel enthousiast: ‘Er is sneeuw gevallen!’ Dat laat ik me geen tweede keer zeggen; voor sneeuw spring ik meteen mijn bed uit. Geertje heeft gelijk, het is prachtig buiten. Geertje is al aangekleed en ik hijs me ook snel in mijn warme kleren. Onze wangen zijn roodgekleurd en onze handen tintelen als we klaar zijn met het bouwen van een reusachtige sneeuwpop. Moeder heeft speciaal voor het kerstmenu wat winterpeen achter de hand gehouden. Nu komt ze ons er eentje brengen. ‘Zo’n mooie sneeuwpop verdient een mooie neus,’ lacht ze vrolijk. Het is al vier jaar lang oorlog en er is niet veel eten meer. Zelfs op onze boerderij wordt het voedsel nu schaars. Er komen steeds vaker mensen van heinde en ver om bij ons eten te halen. Vader en moeder proberen zoveel mogelijk de helpende hand te bieden, want zij vinden dat we moeten delen van onze rijkdom. Dat vind ik wel een beetje vreemd, we zijn immers helemaal niet rijk. Toch snap ik best dat we elkaar nu moeten helpen. Daarom twijfel ik nog wat over die winterpeen. Maar mama knikt me toe, ze begrijpt wel waarom ik twijfel, maar het mag echt. Eén winterpeen voor de sneeuwpop. Omdat het feest is vandaag. Met z’n vieren genieten we van ons kerstdiner: hutspot met een klein stukje spek. Ik kan me niet herinneren dat iets me ooit zo goed heeft gesmaakt. Na het eten loop ik naar het raam en schuif voorzichtig een klein stukje van het verduisteringsgordijn opzij. Ik wil nog even een glimp van onze sneeuwpop opvangen. Ik zie zijn vage silhouet in het maanlicht en ik voel me warm worden van trots. Als Geertje en ik de volgende dag verwoede pogingen doen om het erf sneeuwvrij te krijgen, zien we twee mensen naderen. Moeder heeft hen ook al gezien en komt naar buiten. Ze nodigt hen uit in onze warme keuken. Het zijn een vader en zijn zoontje. Met open mond luisteren we naar hun verhaal. Ze komen uit het Westen en zijn al dagen onderweg op zoek naar eten voor hun gezin. Er is in de grote steden bijna niets meer te krijgen, vertellen ze. Moeder maakt de logeerkamer in orde. De twee gasten blijven vannacht slapen; vooral zoon Kees is te uitgeput om de lange tocht naar huis meteen weer te hervatten. Die tweede kerstavond eten we weer hutspot, nu met z’n zessen. De gasten vallen op het kerstmaal aan en verzuchten: ‘Dit is echt het allerbeste kerstdiner wat we ooit hebben gegeten’. Na een goede nachtrust en met een gevulde maag, vertrekken de twee. Thuis wachten een vrouw en nog drie kinderen op hen. Ze krijgen eten mee voor thuis. Het is niet genoeg, beseft vader, maar er is niet meer. Ik loop met hen naar buiten. Dan ziet Kees de sneeuwpop. Hij vindt hem erg mooi. ‘Heb jij die gemaakt?’ vraagt hij, ‘hij is prachtig, ik heb nog nooit zo’n mooie gezien.’Ik knik trots. Dan nemen we afscheid van elkaar. Verdrietig kijk ik hen na, wat heb ik met hen te doen. Pas als ik hen bijna niet meer kan zien, draai ik me om. Ik kijk recht in het gezicht van de sneeuwpop. Wat staart hij mij opeens verwijtend aan. Gemeen bijna. Zijn zwarte kraaloogjes loensen en zijn steentjesmond trekt een scheve grijns. Maar dat hij zo boosaardig kijkt, komt vooral door zijn neus, weet ik ineens: de grote, knaloranje peen. In een flits trek ik de peen uit de sneeuwpop en begin te rennen. Ik ren zo hard ik kan en roep hard: ‘Kees, Kees, wacht!’ Als ik hen eindelijk ingehaald heb, duw ik Kees de peen in zijn hand en ren zonder wat te zeggen terug naar huis, naar de sneeuwpop. Hij ziet er raar uit met dat gapende, zwarte gat in zijn gezicht. Raar, maar hij kijkt niet meer gemeen of verwijtend. Als Geertje hoort wat er aan de hand is, moeten we heel hard lachen om die rare sneeuwpop, zo hard dat er tranen over onze wangen biggelen. Mijn kleindochter slaakt een diepe zucht. Ik glimlach om de herinnering. En mijn vader en moeder? Ach, wat waren ze trots op ons. En wat ben ik trots op hen, nog steeds. Niet geld en bezit waren hun rijkdom, maar gastvrijheid en vriendelijkheid. Ze deelden er royaal van uit. Maar dat zal ik haar later wel vertellen, mijn kleindochter van vijf. Ik sta op. ‘Ik ga naar de keuken. Vanavond komen immers jouw papa en mama eten. En ook tante Geertje.’ Voor de ingrediënten van mijn kerstrecept hoef ik gelukkig niet naar de drukke winkels om boodschappen te doen of uren in de keuken te staan, denk ik, terwijl ik de aardappelen schil. Daardoor heb ik mijn dag aan veel waardevoller zaken kunnen besteden. Toch staat mijn gasten vanavond een bijzonder kerstdiner te wachten. Een diner naar een bijna tachtig jaar oud recept. Ik heb er geen receptenboek voor nodig, ik ken het uit mijn hoofd. Het staat voor altijd in mijn geheugen gegrift. Ik pink een traantje weg. Dat heb je, met uien… | ||
terug | ||