Kijken door de ogen van de Ander.
Kijken door de ogen van de Ander.
Gemeente van de opgestane Heer, Waarom Heer, bent U zo ver en verbergt U zich in tijden van nood? Waarom staat U in de verte stil en bent U weggekropen staat er letterlijk. Deze eerste zin, een vraag aan God geeft de kern van deze psalm al weer. Een vraag van iemand die om zich heen kijkt en al het onrecht ziet en zich afvraagt waar God is: Heeft God zich verborgen? Het is daardoor een eigentijdse psalm. Het zou onze vraag en niet alleen de vraag van een ongelovige kunnen zijn, maar juist van iemand die wél gelooft in God, die het juist wél van God verwacht maar niets van Hem merkt: God waarom? God waar bent U? Het is zo’n akelige en verwarde tijd, alles lijkt vast te lopen op zoveel gebieden. Het gaat allemaal maar door. Wat hebben we niet afgebeden voor Oekraïne, voor het Midden-Oosten of voor een persoonlijke keer ten goede in een ernstige ziekte. Het gaat maar door en wordt van kwaad tot erger. De klimaatcrisis verdiept zich en we lijken een onomkeerbaar punt te naderen. En de Wereldbank liet afgelopen week weten dat de 26 armste landen alleen maar armer zijn geworden en het meest gaan lijden onder de klimaatcrisis. Over deze dingen gaat het in psalm 10. Over mensen en machten die denken dat ze aan niemand rekenschap zijn verschuldigd en hun gang maar gaan en dat het hen – hoe onuitstaanbaar is dat – in alles voor de wind lijkt te gaan. Ze denken bij zichzelf: God vergeet het, wendt zijn blik af, ziet het niet. God hoe kan dat? Waarom laat U dat toe? Het klinkt misschien raar maar ik ben blij met deze psalm. Het geeft nog eens weer dat het in het joods-christelijk geloof om recht en gerechtigheid, om de hongerige en de arme, om de naaste en de aarde gaat en dat dat alles met God te maken heeft. Een psalm van al die mensen – toen en nu – die zich gekleineerd voelen, niet gezien, slachtoffer van een systeem of ideologie, wanhopig zoekend naar recht. Wat fijn dat de bijbel juist hén een stem geef én dat er een Adres is: het is geen klacht met onbekende bestemming maar gericht tot de Schepper van hemel en aarde. Wonderlijk is dat na deze lange klacht dan ineens klinkt: Tóch ziet U de pijn en het verdriet, U merkt het op en weegt het in Uw hand. Op U vertrouwen weerloze mensen, de wezen U komt hen te hulp. En toch. Het en toch van het geloof. Zoveel vragen kun je aan God hebben, waarom het er zo aan toe gaat in deze wereld en in je leven – God waarom? God waar bent U? – en dan tóch zeggen: U ziet het, U merkt het. Wat wonderlijk en ontroerend is dat toch, is dat niet iets door God zelf gegeven? Wat bijzonder: Er zó aan toe zijn en dan zeggen, geloven, belijden: Die tranen in de nacht, mijn me onbegrepen voelen, die depressie waar geen woorden voor zijn: God ziet en merkt het en meer nog: Hij weegt dat in zijn hand. Zoiets zeggen – en ik hóór het zeggen – is dat niet het werk van Gods Geest die ons uittilt boven ons zelf, meer laat zien dan voor ogen is? Het is de dragende kracht van mijn leven. Een God die me ziet, die van me houdt ondanks alles en mij niet loslaat. ‘Steeds weer zoeken mijn ogen naar U’, steeds weer vouw ik mijn handen, steeds weer kom ik naar de kerk om dit aangezegd te krijgen: Hij die mij ziet en mij helpt. Dit is het eerste wat ik wil zeggen, want het gaat aan alles vooraf. Het is het eerste, maar het is niet het enige, althans dat leert Jezus mij. Juist jïj die dit weet, juist jij die beseft dat je leeft van gegeven, van genade, juist jij bent geroepen Jezus na te volgen. Kijken met de ogen van Jezus en dat is een blik van met ontferming bewogen. Als Jezus terug komt op aarde, vraagt hij niet of ik alles geloof, of ik genoeg uit de bijbel gelezen en gebeden heb en elke week naar de kerk ben gegaan. Nee Hij vraagt: Heb je de hongerige gevoed, de vreemdeling gehuisvest, heel aards dus. Het is zo mooi te lezen in psalm 10 dat God ons verdriet en de pijn ziet en ons te hulp komt, maar Jezus bepaalt ons er bij dat God die hulp en nabijheid wel eens door óns zou willen geven. Ja je omarmd weten door God maar het zou wel eens die warme knuffel van vlees en bloed van je vriendin kunnen zijn waardoor en waarin God écht nabij komt. Het voedsel dat de hongerige krijgt, het huis voor de vreemdeling: het daalt niet uit de hemel neer maar komt uit onze handen die God tot zijn handen maakt. Jezus vraagt óns om onze ogen te openen voor ieder die lijdt onder al die tegenkrachten en machten waar psalm 10 het over heeft. Al die krachten van ongekend geweld en uitbuiting, van jezelf op nummer 1 zetten ten koste van anderen, van een economie van het nooit genoeg die zoveel slachtoffers maakt, een marktdenken dat de menselijke maat is kwijt geraakt, dáár wil Jezus ons de ogen voor openen. Kijken met de ogen van de Ander: het begint met het zien. God ziet eerst de pijn en het verdriet van kwetsbare, zwakke mensen en nadat Hij het gezien heeft en in Zijn hand heeft gewogen komt Hij te hulp. Wij hebben een God van het zien. Het begint met het zien. Ook bij ons. Een zien dat niet vanzelfsprekend is. Soms kijken we weg zoals in dat verhaal van de Barmhartige Samaritaan. We laten ons liever niet storen door die ander die ons nodig heeft, druk als we zijn. We duiken soms weg als we haar of hem die zo getroffen is door de klappen van het leven tegen komen. We weten niet wat we moeten zeggen en als we de ander dan toch niet kunnen ontlopen dan vinden we het heel moeilijk de pijn en het verdriet van de ander te wegen in ons hand. Een werkelijk wegen doet ons zo ongemakkelijk voelen, raakt aan onze eigen kwetsbaarheid en we komen dan met dooddoeners waardoor de pijn van de ander dan nog wordt vergroot. Maar moeten we nu echt eerst zelf gescheiden zijn om te weten hoe dat is? Moet nu echt eerst onze zoon zeggen dat hij homo is om te beseffen hoe het is om homo te zijn, waar je tegen aan loopt en welke worsteling er soms aan vooraf gaat aan het uit de kast komen? We hebben elkaar nodig om te zien, om de blinde vlekken ook weg te nemen en gelukkig zijn er groepen en commissies die ons daar – ook in de kerk – bij willen helpen. Maar dan moet je er wel voor open staan. Voor een Werkgroep Kerk en Klimaat die ons uitnodigt ons te bezinnen op een christelijke levensstijl. Komende week beginnen we daar mee in een gespreksgroep over ‘Toegewijd leven’, van elkaar willen leren – niet bélerend – waar je geloof en je consumptie elkaar raken. Niet bij iedereen even populair en ik heb het wel eens als links hobbyisme horen afdoen.. Maar ligt het juist niet op ónze weg om daarmee bezig te zijn – hadden we niet moeten voorop lopen - juist wij die weten dat de schepping geen consumptie artikel is maar aan ons door God toevertrouwd om te dienen. Als het al niet het besef is dat de klimaatcrisis juist de armsten treft qua honger en overstromingen dan zou toch op zijn minst het besef moeten zijn dat wij de aarde in bruikleen van onze kinderen en kleinkinderen hebben waardoor wij ons de ogen willen laten openen. Ons de ogen laten openen door de diaconie, en de Z.W.O, Kerk in Actie. De collecte van volgende week: Hulp voor mensen, ongeacht geslacht, geloof of nationaliteit i Gaza, Libanon, Syrie en Israël, een actie als afgelopen week voor Giro 555, Wat is het dan bizar dat er zowel mensen zijn die niet wilden geven omdat de hulp óók naar de Palestijnen zou gaan als mensen die niet wilden geven omdat de hulp óók naar Israel gaat. Het zelfde hoorde ik van Dorcas dat mensen vanuit hun visie op Israël geen hulp wilden geven voor Libanon. Ik hoop dan ook dat we in dit alles een reden vinden om volgende week het dubbele te geven dan wat we van plan waren. God maakt geen onderscheid, Hij ziet ménsen, mensen met pijn en verdriet, waar halen wij dan de ongerijmde gedachte vandaan verschil te maken in de nationaliteit van slachtoffers? Kijken met de ogen van de A(a)nder. Dit alles vraagt veel van ons, wat onze eigen omgeving betreft en veel meer nog misschien die grote dingen als klimaat, oorlog en vrede, armoede en honger. Er zijn gevoelens van frustratie en machteloosheid. En ook ik vraag me soms vertwijfeld af: Komt het allemaal wel goed? Daarom wil ik na alles wat gezegd is toch ook weer terug naar dat begin, dat wat aan alles voorafgaat: God die de werken van zijn handen, de schepping en u en mij, zijn schepselen niet loslaat. De God die ons ‘en toch’ laat zeggen. Hij ziet ons, helpt ons, is onze Bondgenoot, nooit staan we er alleen voor. Hij is het die ons de kracht geeft om door te gaan. Hij is het ook die alles wat wij in Zijn naam doen zal voleindigen. Laten we daarom alles wat voor óns te groot is – en dat is heel veel – biddend bij God neerleggen En tot die dag gekomen is leven wij van hoop en verwachting, de hoop die niet sterven wil. De hoop ook dat het Gód is die eens alles nieuw zal maken. Amen | ||
terug | ||